In 1898 koopt de Levensverzekeringsmaatschappij ‘Utrecht’ als duurzame geldbelegging zo’n 700 hectare heidegronden tussen Esbeek, Hoge en Lage Mierde. 125 Jaar geleden, in mei 1899 krijgt de in 1888 opgerichte Nederlandse Heidemaatschappij de opdracht om deze woeste gronden te ontginnen en in cultuur te brengen. Later worden nog meer grondaankopen gedaan, zodat de omvang uiteindelijk tot zo’n 2500 hectare aangroeit. Daarvan worden zo’n 1600 hectare in bos, 600 hectare in landbouwgrond omgezet, terwijl de rest onontgonnen, dus oorspronkelijke heide blijft zoals bij de vennen Het Goor en De Flaes.
Voor de Heidemaatschappij raakt in 1902 Kees Sissingh (1876-1932), afgestudeerd aan de Rijkslandbouwhogeschool te Wageningen in land- en bosbouwkunde, bij de ontginningen op De Utrecht betrokken. Hij neemt zijn intrek in het nieuw door architect Jan van der Valk (1873-1961) gebouwde pand met tegeltableau aan de Prins Hendriklaan. Na het gereedkomen van de bouw van de brandtoren met houtvesterswoning naar ontwerp uit 1905 van de architecten Alexander Kropholler (1881-1973) en Jan Frederik Staal (1879-1940) verhuist hij met zowel kantoor als gezin hiernaartoe. In juni 1906 trouwt hij te Groningen met Willemina Alide Bennema. Met ingang van 1907 wordt hij tot adjunct-houtvester aangesteld en later krijgt hij de algehele leiding. In 1910 verdrinkt hun tweejarig dochtertje Hanna Sissingh er, waar een monumentje aan herinnert. Sissingh verlaat in 1911 Esbeek, woont eerst in Utrecht, gaat in Arnhem op de bosbouwschool lesgeven, maar keert in 1915 naar De Utrecht terug met vrouw en kleine kinderen Gerard en Roos. In de tussentijd heeft Albert Pieter van den Briel, die met kunstschilder Piet Mondriaan bevriend is, als houtvester zijn taken waargenomen.
In Rotterdam is diens oudere broer Melchior Sissingh (1866-1952), afgestudeerd als ingenieur aan de Polytechnische School te Delft, sinds 1894 werkzaam als onderdirecteur bij de gemeentelijke bedrijven van gas en elektriciteit, in 1907 wordt hij directeur van het gasbedrijf. In 1918-1919 heeft de jonge Andreas Schotel op de Rotterdamse gasfabriek van arbeiders en werkzaamheden vele tekeningen gemaakt, die hij tot etsen uitwerkt. Om in de gasfabriek te mogen werken heeft hij ongetwijfeld van directeur Sissingh toestemming moeten krijgen. Met goede herinneringen aan zijn mobilisatietijd in Noord-Brabant kan Schotel op aanbeveling van de Rotterdamse Sissingh naar de Esbeekse Sissingh. Onder de kunstenaars waart nog altijd het ‘Barbizon-virus’ rond, waardoor ze het platteland opzoeken om tussen de boeren te werken om het boerenleven in al zijn facetten uit te beelden.
Voor de eerste keer komt Andreas Schotel in 1919 naar Esbeek. Van directeur en stichter van De Utrecht, mr Willem Pieter Ingenegeren sr (1853-1930), tekent hij een als lithografie vermenigvuldigd portret, gedateerd 21 september 1919. Via een gehavende foto is een getekend portret van Kees Sissingh bekend, welke oktober 1919 is gedateerd. De contacten moeten goed geweest zijn, want na zijn huwelijk op 16 april 1920 te ’s-Gravenhage met Mies Gips verblijven de jonggehuwden enige maanden op De Utrecht te Esbeek. In deze periode snijdt hij een lino- c.q. houtsnede van dochtertje Roos Sissingh en gelet op de datering 1920 tekent hij een reeks grote, stevige tekeningen van maaiende boeren. Of het gezin Schotel daarna jaarlijks is teruggekeerd, is niet overgeleverd of aanwijsbaar. Vermoedelijk is dat wel het geval, omdat Schotel het klaarspeelt om een tuinhuisje van Jeanne ter Kuile-Enklaar te bemachtigen dat vanaf 1924 als vakantieverblijf ‘De Schuttel’ in het bos van de Oranjebond van Orde zestig jaar lang ’s zomers dienst zal doen.
In de zomermaanden doet hij veel inspiratie op voor zijn Brabantse onderwerpen en De Utrecht zal daarbij blijvend een rol gespeeld hebben door zijn contacten bijv. met Willem Pieter Ingenegeren jr en de houtvesters Kees Sissingh en Herman Wormgoor, voor wie hij exlibris ontwerpt. In de titels of uit de annotaties op de etsen blijkt een directe band met De Utrecht niet, maar die kan vermoed worden, wanneer er klavermaaiers met zeis op rij of meerdere paarden voor de zelfbinder ingespannen afgebeeld zijn. Dat beeld zal je bij de Esbeekse boeren niet snel aantreffen. Arbeiders in het bos bij het kappen of vervoer van hout, of een van de pachters op de boerderijen van De Utrecht zoals boer Bram van Liere op zijn tractor maken de jarenlange relatie van Schotel met De Utrecht duidelijk. De expositie loopt tot en met 23 juni.
Peter Thoben, conservator