Tot en met 28 november 2021 sieren de aquarellen van Peter van Tilburg de wanden van het museum. De expositie is een selectie van de aquarellen uit het boek Brabantse Heerlijkheden. Oude landgoederen en nieuwe natuurgebieden in aquarel en tekst en vindt plaats ter gelegenheid van het verschijnen ervan op 18 september jl. Tijdens de corona-periode, die vorig jaar samenviel met mooi weer, is de kunstenaar Peter van Tilburg op zijn wandel- en fietstochten aquarellen van de omgeving gaan maken, die tot het idee voor het boek hebben geleid. Op verzoek heeft Emmanuel Naaijkens de tekst geschreven.
Graficus Andreas Schotel heeft tijdens zijn jaarlijkse zomerverblijf in Brabant te Esbeek eveneens de omgeving getekend en tot etsen uitgewerkt. Bij vergelijking van het werk van beide kunstenaars – ook al zit er meer dan 50 jaar tussen – is het landschap nog altijd herkenbaar en nagenoeg hetzelfde. De benadering van beide kunstenaars is echter anders. Schotel laat vooral het werken van de boeren op het land zien (soms heel klein en nietig) en Peter van Tilburg is meer geboeid door de natuur zelf. Dat zegt iets over de verandering van de natuurbeleving. Beide kunstenaars gaan van de observatie van de werkelijkheid uit, maar vertalen dat in hun eigen handschrift en vormentaal; Schotel heeft oog voor het detail, Peter van Tilburg geeft eerder een snelle impressie.
Peter van Tilburg is in Rotterdam geboren, maar in Bussum opgegroeid. Na de H.B.S. gaat hij in 1965 naar kunstacademie Artibus in Utrecht, maar de studie beantwoordt niet aan zijn verwachtingen. Hij gaat naar Amsterdam, werkt bij de krant Het Vrije Volk en begint in 1966 aan de Universiteit van Amsterdam de studie culturele antropologie. Tijdens zijn studie maakt hij in 1970 met een Citroën (lelijk eendje) een wereldreis. Na zijn afstuderen solliciteert hij bij de Verenigde Naties en wordt uitgezonden naar de Filippijnen (2 jaar) en Sri Lanka (3 jaar). Vervolgens werkt hij bij het ministerie van buitenlandse zaken en doet projecten in Ghana (2 jaar) en Zuid-Afrika (3 jaar). In 1987 wordt hij aangezocht door het Instituut voor Ontwikkelingsvraagstukken aan de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg, waar hij tot zijn pensionering zal werken. Enkele jaren van 1989 tot 1994 is hij gedetacheerd bij Technische Universiteit Eindhoven aan de opleiding Techniek en Maatschappij. Door zijn verhuizing naar Brabant raakt hij in Hilvarenbeek gesetteld. Zo is hij programmamaker bij de Lokale Omroep Hilvarenbeek en betrokken bij de stichtingen Kunst Mondiaal en Tussen Hemel en Aarde.
Altijd is hij blijven tekenen en schilderen, maar de kunst gaat een steeds grotere plaats in zijn leven innemen. Om zich diverse technieken meester te maken neemt hij atelierlessen bij Matthew Filipowski, Hans Smolders, Linda Arts, Jan van den Berg, Paul van Dongen, John Dohmen en Reinoud van Vught. Geïnspireerd door het werk van El Lissitzky en Kazimir Malevitch legt hij zich vooral toe op het maken van ruimtelijk werk: beelden die hij na kartonnen maquettes gemaakt te hebben zelf van metaal in elkaar last. Deze sculpturen bestaande uit op elkaar staande vormen in vlakken manifesteren zich op een suggestieve en soms picturale manier in de ruimte. In de openbare ruimte heeft hij vele beelden staan en op talloze tentoonstellingen heeft hij zijn werk in binnen- en buitenland geëxposeerd o.a. als lid van het Kunstenaars Genootschap De Ploegh.
Door naarbuiten te treden met deze aquarellenreeks toont hij een minder bekende kant van zijn kunstenaarschap. Alle aquarellen zijn met vlotheid gemaakt. Immers het medium van de aquarel leent zich niet voor correctie, want dan wordt het een smeerboel. Hij heeft de sfeer onderweg in licht en kleur met trefzekere, waterige toetsen in één keer trachten te treffen. De aquarellen laten enerzijds zien hoe verschillend het karakter van het landschap in een regio binnen de provincie Noord-Brabant is, anderzijds hoe rijk en divers flora en fauna in natuurgebieden en landgoederen zijn. Toch schuilt er indirect in de aquarellen een boodschap, namelijk dat wij behoedzaam met onze natuur en ons landschap moeten omgaan en die moeten koesteren voor de toekomst. Dit pleidooi impliceert ook een stimulans om zelf op stap te gaan. De aquarellenreeks is een aantrekkelijk cultuurhistorisch tijdsdocument.
Peter Thoben, conservator