loader image

Van plaat naar prent

Om woord of beeld te vermenigvuldigen zijn er vroeger uiteenlopende procedés ontwikkeld om dit doel te bereiken, namelijk hoogdruk, vlakdruk, diepdruk en doordruk. Door de komst van het digitaal printen c.q. drukken aan het eind van de twintigste eeuw zijn de oudere druktechnieken min of meer in onbruik geraakt en worden veelal alleen vanuit een artistieke optiek nog beoefend en toegepast. De kunstenaar-graficus praktiseert voor zijn prenten een van volgende technieken: hoogdruk voor hout- en linosneden, vlakdruk voor litho’s, diepdruk voor etsen, aquatinten en vernis mou en doordruk voor sjabloon- en zeefdrukken. Het is de kundigheid van de kunstenaar om het beeld op de drukvorm met behulp van beitel, guts, burijn, etsnaald, lithokrijt of belichting van emulsie aan te brengen en vervolgens met inkt van goede samenstelling op het papier in meerdere exemplaren af te drukken met behulp van een druk- of etspers. Door zijn ervaring is hij in staat de prent de gewenste kwaliteit en uitstraling te geven.

Om de technische aspecten van Andreas Schotel onder de aandacht te brengen hebben wij een tentoonstelling samengesteld, waar de drukvorm in relatie met het eindresultaat naast elkaar wordt gepresenteerd. Schotel heeft relatief weinig houtsneden en linosneden gemaakt, alleen in zijn beginjaren en later voor illustraties zoals voor het boek Langs de Hilverboorden door meester Jan Lauwers en voor aankondigingen van tentoonstellingen. Soms heeft hij in meerdere kleuren een diploma gemaakt met voor iedere kleur een apart gesneden blok bijv. voor het Diploma Landbouwcursus. In hoofdzaak heeft hij echter etsen vervaardigd door te tekenen in de vernislaag die op een rood- of geelkoperen of zinken plaat is aangebracht. Met zuur worden alleen de lijnen van de aangebrachte tekening ingebeten. Vervolgens wordt de plaat gereinigd, verwarmd en met drukinkt ingeïnkt, zodat de inkt in de uitgebeten groeven gaat zitten. Na de overtollige inkt van de plaat afgeslagen te hebben kan de etsplaat op vochtig papier afgedrukt worden en verkrijgt men het beeld in spiegelbeeld. Door tussentijds drukproeven te maken en veranderingen aan te brengen ontstaan er verschillende tussendrukken, ‘staten’ genoemd.

Uit de honderden etsplaten (ongeveer 700) hebben wij een kleine keuze gemaakt, maar wel gelet op de leesbaarheid van de etsplaat. Immers niet iedere plaat laat zich evengoed ‘lezen’ door beschadiging en/of oxidatie en dan wordt de vergelijking met de afdruk een stuk lastiger. 

De herleving van de grafische kunsten rond de eeuwwisseling hebben ertoe bijgedragen dat Schotel zich als kunstenaar op de grafische kunsten heeft toegelegd. Van een algehele populariteit kan zelfs gesproken worden, omdat de prent expressieve mogelijkheden biedt om onderwerpen krachtig in beeld te brengen. In 1912 wordt de Vereniging tot bevordering van de Grafische Kunst, kortweg De Grafische, opgericht om alle beoefenaren ervan te bundelen. 

Het is bijzonder dat Jo Proost en Andreas Schotel samen geëxperimenteerd hebben om hun etstechniek te verbeteren, maar vooral met de idee het hele proces zelf in de hand te houden en niet aan derden uit te besteden, zoals voor het drukken gebruikelijk was. Grafiek van zestiende en zeventiende eeuw hebben ze tezamen met traktaten zoals van Abraham Bosse bestudeerd om tot de ‘schoongedrukte’ ets te komen. Als ‘mechanisch’ hulpmiddel voor dit doel is het schoonmaakapparaat Mari ontworpen en in elkaar geknutseld. Op de Kersttentoonstelling 1931-1932 in Museum Boijmans komen ze met hun vernieuwde grafische opvatting naar buiten. Bij deze zoektocht zal het initiatief van Proost uitgegaan zijn, terwijl Schotel zijn leven lang trouw is gebleven aan deze manier van afdrukken en heeft daarin ook navolgers gevonden o.a. zijn leerlinge en vriendin Magdaleen Rademaker, Ap Sok e.a.

Met deze tentoonstelling, die van 18 januari t/m 6 april 2025 loopt, krijgen de technische aspecten van het grafiekblad meer de aandacht.

Peter Thoben,

conservator

Concept, ontwerp & realisatie website: Pulles Media Design