Nieuwe expositie: Korenmijten en hooibergen
Korenmijten, hooibergen of kapbergen zijn boerenbouwsels die vroeger op het platteland alom aanwezig waren, maar nu nog met grote uitzondering worden aangetroffen. Op de etsen, tekeningen en aquarellen van Andreas Schotel komen korenmijten, éénroedige mijten of paraplumijten in het landschap of bij de boerderij veel voor. Ook zijn ze zichtbaar bij het optassen van de rogge of bij het mechanisch dorsen met de dorskast. De ets ‘Larixtak met twee horizonten’ uit 1946 laat dat duidelijk zien. Hooi wordt nu tot balen geperst en in de schuur opgeslagen, gras wordt na het maaien eerder ingekuild. Mijten zijn bouwsels die hun oorspronkelijke functie verloren hebben en daarom als overbodige bouwwerken nagenoeg verdwenen zijn uit het boerenlandschap.
Op zeventiende-eeuwse schilderijen, tekeningen en etsen van Nederlandse schilders bijv. Gerard ter Borch, Rembrandt van Rijn of Herman Saftleven zijn vier- of vijfroedige hooibergen afgebeeld. Ze staan vaak aan de waterkant en zijn voor de opslag van hooi bedoeld, wat typisch voor Holland is. De kap kan langs de staanders op en neer bewogen worden afhankelijk van de hoeveelheid hooi of stro die opgeslagen moet worden en droog moet blijven. Volgens de auteurs Sjef Hendrikx en George Dirven komen in Noord-Brabant vermoedelijk vanaf de achttiende eeuw éénroedige hooibergen voor. De roede in het midden is een eiken stam van 7 meter lang, waar een strooien kap met een diameter van zes of zeven meter langs geschoven en met een ijzeren pin op juiste hoogte geborgd/vastgezet kan worden. In Esbeek heeft Schotel zo’n paraplumijt gezien aan de Groenstraat. De andere etsen en aquarellen met een paraplumijt zou hij in België begin jaren 1950 geobserveerd hebben.
Veel vaker is de korenmijt – ook wel graanmijt, roggemijt of havermijt genoemd – te zien op de etsen van Schotel en dat is niet zo vreemd. Na het maaien moet het koren (rogge of haver) tijdelijk opgeslagen worden om later in de winter gedorst te worden. De bouw van een rechthoekige of ronde mijt moet met vakmanschap geschieden. Op een bed van takken met een doorsnee van zes tot zeven meter worden de schoven systematisch opgetast en afgedekt met schoven om het water af te geleiden. Veldmuizen maar ook bunzing bezoeken de korenmijten om zich aan de graankorrels te goed te doen. Meerdere mijten staan op een hoek van een akker, waar het ongedorste graan met een dorsmolen of verplaatsbare dorskast wordt gedorst. Ook staan dergelijke korenmijten op het erf in de buurt van de schuur, wanneer de dorsmachine in de schuur door een paard in de manege of rosmolen buiten wordt aangedreven. Voor de mechanisatie gebeurde het dorsen handmatig met een dorsvlegel (steel met een bewegend slaghout), die door meerdere dorsers tezamen ritmisch wordt gehanteerd op de vloer van de deel van de boerderij. Met de introductie van de maaidorser of combine in de jaren 1960 is de tijdelijke opslag niet langer nodig en verdwijnen de korenmijten. Natuurlijk weten we dat de tijden veranderen, maar wij staan er niet altijd bewust bij stil.
De expositie loopt tot en met 20 november 2022. Het museum in Café Schuttershof, Dorpsstraat 2, 5085 EG Esbeek is dagelijks geopend van 11.00 tot 16.00 uur, behalve op maandag.