Vorig jaar op 27 oktober brachten Lenneke Bolhuis-Punt uit Rosmalen en Kees Punt uit Zeist een bezoek aan het Andreas Schotel Museum. Beiden zijn kleinkinderen van Elizabeth Schotel, de oudste zus van Andreas Schotel. Ze brengen als schenking een officiële staatsiefoto van het gezin Schotel-Snijders mee: vader en moeder met de kinderen Bep, Dré, Wes en Hendrik. Gelet op de leeftijd van de kinderen kan de foto wel eens ter gelegenheid van het zilveren huwelijksfeest van de ouders in juni 1914 gemaakt zijn.
De oudste en enige zus van Andreas Schotel is Bep (Elizabeth) Schotel, die op 15 september 1891 te Rotterdam is geboren, nadat het eerste kind van haar ouders Wessel Hendrik Schotel (1864-1943) en Agnes Pieternella Snijders (1866-1941) enkele dagen na de geboorte in juni 1890 was overleden. Zij is opgeleid tot onderwijzeres zoals blijkt bij haar huwelijk op 1 april 1920 te Rotterdam met onderwijzer Kees (Cornelis) Punt. Getuigen zijn dan een jongere broer van de bruidegom kolenhandelaar Willem Punt (1898-1970) uit Hendrik-Ido-Ambacht en kunstschilder Andreas Schotel, broer van de bruid. Het wordt een drukke maand met trouwerijen voor de familie. Op 14 april 1920 treedt de jongste broer Wes (Wessel Hendrik) Schotel met naaister Pieternella Janna Fasol (1900-1987) in het huwelijk en twee dagen later op 16 april 1920 te ’s-Gravenhage vindt het huwelijk van Andreas Schotel met Mies Gips plaats. Onderwijzer Cornelis Punt is dan getuige samen met ingenieur Herman Daniël Swaters (1896-1993), werkzaam bij Provinciale Waterstaat, die zeven jaar later met (schoon)zus Maria Anna Gips (1898-1984) zal trouwen. Op 18 december van dat jaar trouwt Hendrik Schotel te Semarang met jonkvrouw Nen (Leonie Elsjeline) von Balluseck (1901-1972). Daarmee zijn alle kinderen Schotel binnen het jaar getrouwd.
Aanvankelijk woont het jonge echtpaar Punt-Schotel in bij de (schoon)ouders Schotel aan de Woelwijkstraat. Later wonen ze in Rotterdam aan de Vlaggemanskade, Schieweg, Mathenesserlaan en vanaf 1938 aan de Cornelis Muschstraat 12 in de buurt van Diergaarde Blijdorp, waar ze tot in de jaren 1960 blijven wonen en dan verhuizen naar De Bilt. Twee kinderen worden te Rotterdam geboren: Kees Punt op 20 november 1924 en Lieske (Elisabeth) Punt op 18 februari 1930.
Zwager Kees (Cornelis) Punt is op 25 juni 1895 te Molenaarsgraaf geboren als oudste zoon uit het huwelijk van onderwijzer Arie Punt (1865-1910) en Jaapje Barendregt (1867-1942), dochter van een beurtschipper. Zijn vader is onderwijzer aan de Openbare Lagere School te Ridderkerk en solliciteert in mei 1894 naar de functie van schoolhoofd te Molenaarsgraaf, nadat hij voor die van schoolhoofd in Bleiswijk heeft bedankt. Met deze benoeming op zak treedt hij op 29 juni 1894 te Ridderkerk in het huwelijk. Na Cornelis worden nog geboren Pietertje, reeds genoemde Willem en Leonard Machiel Punt (1903-1979). In januari 1899 komt men in vele kranten het verhaal van een ‘raadselachtige verdwijning’ tegen, waarin de echtgenote van de hoofdonderwijzer van Molenaarsgraaf wordt genoemd. Op bezoek bij familie te Oostendam zou zij op 28 december 1898 de weg gewezen hebben aan L.P. van der Giesen naar een Jan van Wijk. Later ontbreekt elk spoor van deze Van der Giesen. Meer dan een jaar later lezen we in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 3 november 1900 dat er een lijk met laarzen in vergaande staat van ontbinding uit de Maas is opgevist, welke met deze verdwijning in verband wordt gebracht. Kort voor het overlijden van vader Arie op 10 mei 1910 heeft C. Punt, zoals het Rotterdamsch Nieuwsblad van 11 april 1910 meldt, succesvol het toelatingsexamen voor de Rijkskweekschool voor Onderwijzers te Haarlem afgelegd. Vanuit een werksituatie als onderwijzer zal hij verder gestudeerd hebben voor de middelbare akte Duits, want hij wordt later leraar Duits aan de H.B.S. in Rotterdam.
In 1934 ontwerpt Dré Schotel een exlibris voor zijn zwager Kees Punt. Hij stelt het op de tentoonstelling Grafisch werk van A. Schotel in het prentenkabinet van Museum Boymans Rotterdam van 28 maart tot 22 april 1942 tentoon en het staat in de catalogus onder nr 64 vermeld. In de museumcollectie Esbeek zijn vijf ontwerpen en het definitieve exlibris aanwezig. Er is een exlibrisontwerp met boek, schrijfveer en monogram C P in gewassen O.I.-inkt, een ontwerp met boeken, bloemen en naam Punt in potlood en O.I.-inkt, drie ontwerpen in roodbruine en groene inkt, waarvan een met tekst ‘natuur, wetenschap, techniek’ en als beeld boek, boom en tandwiel, een met tekst ‘De wetenschap, het Boek van de Natuur’ en de laatste met een hand die een boek uit een rij boeken pakt, schedel en bloemen, allemaal met C. Punt. Het laatste ontwerp vormt het uitgangspunt voor het definitief exlibris binnen een kader in zwart. In de jaren 1930 maakt Schotel voor mensen die hem op een of andere manier van behulpzaam zijn bijv. bij de verkoop van zijn etsen een exlibris, zoals ook voor onderwijzer Herman Vermeer in 1935.
Na de oorlog komen wij de naam van zwager Kees Punt tegen op een uitnodiging die Schotel zelf als linosnede heeft vervaardigd. Zijn zwager houdt voor de vereniging Willem Buytenweg in Museum Boymans op vrijdag 17 maart om 20.00 uur een causerie ‘Over de etser A. Schotel’ met nieuw demonstratiemateriaal. Hij doet dat – vermoedelijk in 1950, want dan is 17 maart een vrijdag – voor de Vereniging van Vrienden van de Prentkunst ‘Willem Buytenwech’. Deze vereniging, genoemd naar de in Rotterdam geboren kunstenaar, wordt eind jaren 1940 opgericht met het doel de belangstelling voor de grafische kunsten te bevorderen. Het bestuur bestaat uit museumdirecteur Koert Ebbinge Wubben als voorzitter, logopedist en verzamelaar Go Dersjant als secretaris, W. Bijl als penningmeester en de kunstenaars Pieter den Besten, Andreas Schotel, Ap Sok, Warf Warffemius en Kees Timmer. Verder zijn bij de vereniging aangesloten de kunstenaars Antoon Derkzen van Angeren, Wally Elenbaas, Wout van Heusden, Louis van Roode en Wim Zwiers. De vereniging schijnt maar kort bestaan te hebben. Kees Punt overlijdt op 1 mei 1976 in het ziekenhuis te Utrecht, nadat zijn vrouw Bep het jaar tevoren op 29 november is overleden. Hij wordt bij haar in Bilthoven op Den en Rust begraven, in een graf waar later zoon Kees en zijn tweede vrouw Elisabeth Bruinier eveneens bijgezet worden.
Tijdens het bezoek aan Esbeek wordt verteld dat hun vader Kees Punt (1924-2004), die internist is aan het Academisch Ziekenhuis Utrecht (hematologie), op Kasteel De Wijenburgh te Echteld bij iconenhandelaar Robert Roozemond Russische iconen heeft gekocht. Dat legt onverwacht nog een extra raakpuntje met Andreas Schotel. Schotel heeft voor Margaretha Helena Maria Beekmeijer (1909-1996) een exlibris gemaakt, toen ze in Esbeek voor de klas stond. Ze raakt ongehuwd zwanger en bevalt in Schiedam van een dochter Liselotte Beekmeijer (1939-1971). Liselotte zal later met Robert Roozemond trouwen en krijgt met hem twee kinderen. Door haar vroege dood zal ze de activiteiten op De Wijenburgh niet meemaken, maar haar moeder, die later in Amsterdam in het onderwijs werkt, wel.
Jammer dat de contacten met hun tante Lieske, die met Carool A. Gouw is getrouwd en een dochter Eline heeft, verloren zijn gegaan. Wel blijken zowel Lenneke Bolhuis-Punt (1952) en Kees Punt (1954) uit bezit van hun grootvader en vervolgens vader een groot aantal werken van Andreas Schotel geërfd te hebben, waarbij een onbekende ets en enkele niet gekende aquarellen zijn. Een aangename ontmoeting met aanvullingen voor het verhaal over Andreas Schotel.
Peter Thoben,
conservator