Nadat het Andreas Schotel Museum anderhalf jaar geleden de tentoonstelling Paarden bij Schotel heeft samengesteld, zijn voor deze expositie ‘koeien’ uit het oeuvre van Andreas Schotel geselecteerd. Van 17 juni tot en met 10 september 2023 is de tentoonstelling Koeien bij Schotel in het museum te zien.
Nederland is zonder koeien ondenkbaar. Vanaf de 17de eeuw waren en zijn koeien van economische betekenis. Ze worden niet alleen gehouden voor vlees, maar vooral voor melk om er boter en kaas van te maken, producten die ook naar de buurlanden worden geëxporteerd. Daarnaast hebben ossen als trekdier lange tijd een voorname rol gespeeld.
De aanwezigheid van koeien krijgt zijn neerslag in de Nederlandse schilderkunst, waar koeien vaak prominent afgebeeld worden. In de 17de eeuw zijn koeien veelal opgenomen in pastorale landschappen zoals bij Nicolaas van Berchem, Albert Cuyp of Adriaen van de Velde. Paulus Potter schildert in 1647 zijn beroemde schilderij ‘De Stier’; het zal uitgroeien tot een inspirerend voorbeeld voor generaties kunstschilders. In de 18de eeuw heeft de runderpest in meerdere fases een ware slachting onder de koeienpopulatie in Holland aangericht. Veel later zullen mond-en-klauwzeer en gekke koeienziekte (BSE) gevreesde koeienziektes zijn. In de 19de eeuw maken Jan de Haas, Willem Maris, Anton Mauve en Willem Roelofs van het schilderen van koeien hun specialisatie naast talloze kleinere meesters. Maar ook nu zijn er nog altijd speciale schilders van koeien zoals Marleen Felius, Ruud Spil of Wiebe van der Zee.
Het aantal runderrassen, vroeger veelal rondbont, is door fokken vermeerderd, waarbij gekeken wordt naar melk- en/of vleesproductie. Vanaf 1874 wordt in Nederland de stamboekregistratie bijgehouden. De afgelopen decennia zijn er ook buitenlandse rassen zoals Belgische Witblauwen, Franse Blonde d’Aquitaine en Italiaanse Piemontese geïmporteerd.
Hoe belangrijk koe en kalf in Nederland zijn, blijkt eveneens uit de legio gezegden gerelateerd aan het dier: ‘Oude koeien uit de sloot halen’, ‘Over koetjes en kalfjes praten’, ‘Dat is een waarheid als een koe’, ‘De koe bij de horens pakken’, ‘Je weet nooit hoe een koe een haas vangt’, ‘Er is geen koe of wijf, of ze heeft wel een vlekje op haar lijf’, ‘Die de koe trouwt, heeft ook het kalf’, ‘Als het kalf verdronken is, dempt men de put’ enz.
In de Hollandse polders met veel groen gras zijn koeien (en ook schapen) geweid. Op de Kempische zandgronden met veel heide en bos, waarbij de beekdalen als hooiland dienst doen, zijn ook koeien en schapen gehouden, maar niet direct in groten getale. Na de grootschalige ontginningen na 1890 is dat beeld veranderd en zijn de koeien flink in aantallen toegenomen.
Wanneer wij het oeuvre van Andreas Schotel op koeien uitkammen, dan valt het volgende op. De vroege etsen met koeien laten vooral dieren in de stal of potstal zien. De latere etsen met koeien uit de jaren 1970 zijn met vlotte lijnen schetsmatig getekend en laten vooral koeien buiten, in de wei zien. Het boerenleven in Brabant heeft Schotel altijd geïnspireerd zoals hij dat direct kan waarnemen. Dus in de begintijd ziet hij meer koeien in stallen en later zijn ze meer in het landschap aanwezig. Zijn etsen zeggen dus iets over de aanwezigheid van koeien bij de Brabantse boeren in Esbeek. Door de tijd heen blijkt de Brabantse c.q. Esbeekse boer overgestapt te zijn op het grootschaliger houden van koeien. Zo laat hij zich inspireren door boer Stevens op het Hoog Spul en door boerderij Hendrixen met Anna, Gerrit en Marie. Met name het melken van een koe door Anna samen met Marie Hendrixen heeft Schotel meer dan eens al observerend getekend.
Uit de tussenliggende periode is een vernis-mou ets, gedateerd 1939, aanwezig. Hierop is een toreador afgebeeld, die een stier bij de horens vast heeft en een andere stierenvechter ligt voor dood op de grond. Op de achtergrond hiervan zijn in grijzige tinten een vlammenzee, een tank met kanonsloop, soldaat met geweer en hollende figuur te ontwaren. Deze prent moet Schotels reactie zijn op de Spaanse Burgeroorlog van 1936 tot 1939, waarbij republikeinse en nationalistische groeperingen in een hevige strijd tegenover elkaar stonden. Die burgeroorlog moet Schotel wel beziggehouden hebben, want Heinz uit het Roergebied tekent hij in 1934 in zijn atelier en annoteert op de tekening ‘naar Spanje vertrokken’, vast en zeker met het doel om in de Internationale Brigades met de republikeinen tegen het fascisme te vechten. Na terugkomst verblijft Heinz blijkens tekeningen en etsen in 1943 weer op Schotels atelier.
Peter Thoben,
conservator